Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Petrus 4:9-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Weest gastvrij jegens elkander, zonder morren.

10. Dient elkander, een ieder naar de genadegave, die hij ontvangen heeft, als goede rentmeesters over de velerlei genade Gods.

11. Spreekt iemand, laten het woorden zijn als van God; dient iemand, laat het zijn als uit kracht, door God verleend, opdat in alles God verheerlijkt worde door Jezus Christus, aan wie de heerlijkheid is en de kracht, in alle eeuwigheid! Amen.

12. Geliefden, laat de vuurgloed, die tot beproeving dient, u niet bevreemden, alsof u iets vreemds overkwame.

13. Integendeel, verblijdt u naarmate gij deel hebt aan het lijden van Christus, opdat gij u ook met vreugde zult mogen verblijden bij de openbaring zijner heerlijkheid.

14. Indien gij door de naam van Christus smaad lijdt, zijt gij zalig, daar de Geest der heerlijkheid en de Geest Gods op u rust.

15. Laat dus niemand uwer moeten lijden als moordenaar, of dief, of boosdoener, of als een bemoeial.

16. Indien hij echter als Christen lijdt, dan schame hij zich niet, maar verheerlijke God onder die naam.

17. Want het is nu de tijd, dat het oordeel begint bij het huis Gods; als het bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen, die ongehoorzaam blijven aan het evangelie Gods?

18. En indien de rechtvaardige ternauwernood behouden wordt, waar zal dan de goddeloze en zondaar verschijnen?

19. Laten derhalve ook zij, die naar de wil van God lijden, hun zielen aan de getrouwe Schepper overgeven, steeds het goede doende.

Lees verder hoofdstuk 1 Petrus 4