Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Petrus 3:9-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. en vergeldt geen kwaad met kwaad of laster met laster, maar zegent integendeel, wijl gij hiertoe geroepen zijt, dat gij zegen zoudt beërven.

10. Want:wie het leven wil liefhebbenen goede dagen zien,weerhoude zijn tong van het kwade,en zijn lippen van bedrog te spreken;

11. hij wijke af van het kwade en doe het goede,hij zoeke de vrede en jage die na,

12. want de ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen,en zijn oren tot hun smeking,maar het aangezicht des Heren is tegen hen, die het kwade doen.

13. En wie zal u kwaad doen, als gij u beijvert voor het goede?

14. Al moest gij lijden om de gerechtigheid, toch zijt gij zalig. Doch vreest niet voor hun dreiging, en laat u niet verschrikken.

15. Maar heiligt de Christus in uw harten als Here, altijd bereid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop, die in u is, doch met zachtmoedigheid en vreze,

16. en met een goed geweten, opdat bij al het kwaad, dat men van u spreekt, zij, die uw goede wandel in Christus smaden, beschaamd gemaakt worden.

17. Want het is beter te lijden, indien de wil van God dit eist, goed doende dan kwaad doende.

18. Want ook Christus is eenmaal om de zonden gestorven als rechtvaardige voor onrechtvaardigen, opdat Hij u tot God zou brengen: Hij, die gedood is naar het vlees, maar levend gemaakt naar de geest,

19. in welke Hij ook heengegaan is en gepredikt heeft aan de geesten in de gevangenis,

Lees verder hoofdstuk 1 Petrus 3