Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Petrus 1:14-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

14. Voegt u, als gehoorzame kinderen, niet naar de begeerten uit de tijd uwer onwetendheid,

15. maar gelijk Hij, die u geroepen heeft, heilig is, wordt (zo) ook gijzelf heilig in al uw wandel;

16. er staat immers geschreven: Weest heilig, want Ik ben heilig.

17. En indien gij Hem als Vader aanroept, die zonder aanzien des persoons naar ieders werk oordeelt, wandelt dan in vreze de tijd uwer vreemdelingschap,

18. wetende, dat gij niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, zijt vrijgekocht van uw ijdele wandel, die (u) van de vaderen overgeleverd is,

19. maar met het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos lam.

20. Hij was van tevoren gekend, vóór de grondlegging der wereld, doch is bij het einde der tijden geopenbaard ter wille van u,

21. die door Hem gelooft in God, die Hem opgewekt heeft uit de doden en Hem heerlijkheid gegeven heeft, zodat uw geloof tevens hoop is op God.

22. Nu gij uw zielen door gehoorzaamheid aan de waarheid gereinigd hebt tot ongeveinsde broederliefde, hebt dan elkander van harte en bestendig lief,

23. als wedergeborenen niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende woord van God.

24. Want:Alle vlees is als grasen al zijn heerlijkheid als een bloem in het gras;het gras verdorten de bloem valt af,

Lees verder hoofdstuk 1 Petrus 1