Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 9:6-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. Of hebben alleen ik en Barnabas geen bevoegdheid om vrij te blijven van handenarbeid?

7. Wie doet ooit dienst in het leger en betaalt zijn eigen soldij? Wie plant een wijngaard zonder van de vrucht daarvan te eten? Of wie weidt een kudde en geniet niet van de melk der kudde?

8. Spreek ik hier soms van menselijk standpunt, of spreekt ook de wet niet van deze dingen?

9. Want in de wet van Mozes staat geschreven: Gij zult een dorsende os niet muilbanden. Bemoeit God Zich soms met de ossen?

10. Of zegt Hij dit in elk geval om onzentwil? Ja, om onzentwil werd het geschreven, omdat de ploeger moet ploegen in hope, en wie dorst (moet dorsen) in de hoop zijn deel te ontvangen.

11. Indien wij het zijn, die voor u het geestelijke gezaaid hebben, is het dan te veel, dat wij van u het stoffelijke zouden oogsten?

12. Indien anderen deel hebben aan de bevoegdheid over u, wij niet veel meer?Doch wij hebben van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt, maar wij verdragen alles om geen hindernis voor het evangelie van Christus op te werpen.

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 9