Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 9:11-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. Indien wij het zijn, die voor u het geestelijke gezaaid hebben, is het dan te veel, dat wij van u het stoffelijke zouden oogsten?

12. Indien anderen deel hebben aan de bevoegdheid over u, wij niet veel meer?Doch wij hebben van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt, maar wij verdragen alles om geen hindernis voor het evangelie van Christus op te werpen.

13. Weet gij niet, dat zij, die in het heiligdom de dienst verrichten, van het heiligdom eten, en zij, die het altaar bedienen, hun deel ontvangen van het altaar?

14. Zo heeft de Here ook voor de verkondigers van het evangelie de regel gesteld, dat zij van het evangelie leven.

15. Ik voor mij heb hiervan echter niet het minste gebruik gemaakt. Dit schrijf ik echter niet, opdat het zo op mij toegepast zou worden, want het ware mij beter te sterven dan – neen, mijn roem zal niemand verijdelen!

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 9