Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 9:1-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Ben ik niet vrij? Ben ik geen apostel? Heb ik niet Jezus, onze Here, gezien? Zijt gij niet mijn werk in de Here?

2. Indien ik voor anderen geen apostel ben, voor u toch zeker wèl; want het zegel op mijn apostelschap zijt gij in de Here.

3. Dit is mijn verdediging tegen hen, die zich een oordeel over mij aanmatigen.

4. Hebben wij geen bevoegdheid om te eten en te drinken?

5. Hebben wij geen bevoegdheid om een zuster als vrouw mede te nemen gelijk ook de andere apostelen en de broeders des Heren en Kefas?

6. Of hebben alleen ik en Barnabas geen bevoegdheid om vrij te blijven van handenarbeid?

7. Wie doet ooit dienst in het leger en betaalt zijn eigen soldij? Wie plant een wijngaard zonder van de vrucht daarvan te eten? Of wie weidt een kudde en geniet niet van de melk der kudde?

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 9