Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 7:20-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

20. Ieder blijve bij die roeping, waarin hij was, toen hij geroepen werd.

21. Zijt gij als slaaf geroepen, bekommer u daarover niet, maar als gij ook vrij kunt worden, maak er dan te meer gebruik van.

22. Want de slaaf, die in de Here geroepen werd, is een vrijgelatene des Heren; evenzo is hij, die als vrije geroepen werd, een slaaf van Christus. Gij zijt gekocht en betaald.

23. Weest geen slaven van mensen.

24. Broeders, iedereen blijve voor God in die toestand, waarin hij werd geroepen.

25. Voor de jongedochters heb ik geen bevel van de Here. Maar ik geef mijn mening, als iemand, die door de ontferming des Heren trouw is.

26. Ik acht dus om de bestaande nood dit goed, dat het voor een mens goed is, zo te zijn.

27. Zijt gij aan een vrouw verbonden? Zoek geen scheiding. Hebt gij geen vrouw meer? Zoek er geen.

28. Maar ook wanneer gij trouwt, dan doet gij daarmede geen kwaad, en wanneer een jongedochter trouwt, dan doet ook zij daarmede geen kwaad. Maar wèl staat zulke mensen verdrukking voor het vlees te wachten, die ik u gaarne besparen zou.

29. Dit bedoel ik, broeders: de tijd is kort. Ten slotte, laten zij, die een vrouw hebben, zijn als zonder vrouw;

30. die wenen, als weenden zij niet; die blijde zijn, als waren zij niet blijde; die kopen, als zouden zij er niets van behouden;

31. die van de wereld gebruik maken, als zouden zij haar niet ten einde toe gebruiken. Want het uiterlijk van deze wereld is bezig te verdwijnen.

32. En ik wilde wel, dat gij zonder zorgen waart. Wie niet getrouwd is, wijdt zijn zorgen aan de zaak des Heren, hoe hij de Here zal behagen.

33. Maar hij, die getrouwd is, wijdt zijn zorgen aan aardse zaken, hoe hij zijn vrouw zal behagen, en hij is verdeeld.

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 7