Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 2:1-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Ook ben ik, toen ik tot u kwam, broeders, niet met schittering van woorden of wijsheid u het getuigenis van God komen brengen.

2. Want ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en die gekruisigd.

3. Ook kwam ik in zwakheid, met veel vrezen en beven tot u;

4. mijn spreken en mijn prediking kwam ook niet met meeslepende woorden van wijsheid, maar met betoon van geest en kracht,

5. opdat uw geloof niet zou rusten op wijsheid van mensen, maar op kracht van God.

6. Toch spreken wij wijsheid bij hen, die daarvoor rijp zijn, een wijsheid echter niet van deze eeuw, noch van de beheersers dezer eeuw, wier macht teniet gaat,

7. maar wat wij spreken, als een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God (reeds) van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid.

8. En geen van de beheersers dezer eeuw heeft van haar geweten, want indien zij van haar geweten hadden, zouden zij de Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben.

9. Maar, gelijk geschreven staat:Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoorden wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben.

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 2