Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 15:8-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. maar het allerlaatst is Hij ook aan mij verschenen, als aan een ontijdig geborene.

9. Want ik ben de geringste der apostelen, niet waard een apostel te heten, omdat ik de gemeente Gods vervolgd heb.

10. Maar door de genade Gods ben ik, wat ik ben, en zijn genade aan mij is niet vergeefs geweest, want ik heb meer gearbeid dan zij allen, doch niet ik, maar de genade Gods, die met mij is.

11. Daarom dan, ik of zij, zó prediken wij, en zó zijt gij tot het geloof gekomen.

12. Indien nu van Christus gepredikt wordt, dat Hij uit de doden is opgewekt, hoe komen sommigen onder u ertoe te zeggen, dat er geen opstanding der doden is?

13. Indien er geen opstanding der doden is, dan is ook Christus niet opgewekt.

14. En indien Christus niet is opgewekt, dan is immers onze prediking zonder inhoud, en zonder inhoud is ook uw geloof.

15. Dan blijken wij ook valse getuigen van God te zijn, want dan hebben wij tegen God in getuigd, dat Hij de Christus opgewekt heeft, die Hij toch niet heeft opgewekt, indien er geen doden opgewekt worden.

16. Immers, indien er geen doden opgewekt worden, dan is Christus ook niet opgewekt;

17. en indien Christus niet is opgewekt, dan is uw geloof zonder vrucht, dan zijt gij nog in uw zonden.

18. Dan zijn ook zij, die in Christus ontslapen zijn, verloren.

19. Indien wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen.

20. Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen, die ontslapen zijn.

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 15