Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 15:27-42 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

27. want alles heeft Hij aan zijn voeten onderworpen. Maar wanneer Hij zegt, dat alles onderworpen is, is blijkbaar Hij uitgezonderd, die Hem alles onderworpen heeft.

28. Wanneer alles Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zelf Zich aan Hem onderwerpen, die Hem alles onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen.

29. Wat zullen anders zij doen, die zich voor de doden laten dopen? Indien er in het geheel geen doden opgewekt worden, waarom laten zij zich nog voor hen dopen?

30. Waarom zijn ook wijzelf van uur tot uur in gevaar?

31. Zowaar als ik, broeders, op u roem draag in Christus Jezus, onze Here, ik sterf elke dag.

32. Indien ik te Efeze, naar de mens, met wilde dieren gevochten heb, wat baat het mij? Indien er geen doden worden opgewekt, laten wij eten en drinken, want morgen sterven wij.

33. Misleidt uzelf niet; slechte omgang bederft goede zeden.

34. Komt tot de rechte nuchterheid en zondigt niet langer, want sommigen hebben geen besef van God. Tot uw beschaming moet ik dit zeggen.

35. Maar, zal iemand zeggen, hoe worden de doden opgewekt? En met wat voor lichaam komen zij?

36. Dwaas! Wat gij zelf zaait, wordt niet levend, of het moet gestorven zijn,

37. en als gij zaait, zaait gij niet het toekomstige lichaam, maar slechts een korrel, bijvoorbeeld van koren, of van iets anders.

38. Maar God geeft er een lichaam aan, gelijk Hij dat gewild heeft, en wel aan elk zaad zijn eigen lichaam.

39. Alle vlees is niet hetzelfde, maar dat van mensen is anders dan dat van beesten, en het vlees van vogels weer anders dan dat van vissen.

40. Er zijn hemelse en aardse lichamen, maar de glans der hemelse is anders dan die der aardse.

41. De glans der zon is anders dan die der maan en der sterren, want de ene ster verschilt van de andere in glans.

42. Zo is het ook met de opstanding der doden. Er wordt gezaaid in vergankelijkheid, en opgewekt in onvergankelijkheid;

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 15