Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 14:25-29 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

25. het verborgene van zijn hart komt aan het licht en hij zal zich ter aarde werpen, God aanbidden en belijden, dat God inderdaad in uw midden is.

26. Hoe staat het dan, broeders? Telkens als gij samenkomt, heeft ieder iets: een psalm of een lering of een openbaring of een tong of een uitlegging; dat alles moet tot stichting geschieden.

27. Indien er in tongen spreken, laten het er twee, ten hoogste drie zijn, ieder op zijn beurt, en laat één uitleg geven.

28. Is er echter geen uitlegger, dan moet men zwijgen in de gemeente, maar tot zichzelf en tot God spreken.

29. Wat de profeten betreft, twee of drie mogen het woord voeren, en de anderen moeten het beoordelen.

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 14