Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 12:20-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

20. Maar nu zijn er wel vele leden, doch slechts één lichaam.

21. En het oog kan niet zeggen tot de hand: ik heb u niet nodig, of ook het hoofd tot de voeten: ik heb u niet nodig.

22. Ja, veeleer zijn die leden van het lichaam, welke het zwakst schijnen, noodzakelijk,

23. en juist die delen van het lichaam, welke wij minder in ere houden, bekleden wij meer eervol, en onze minder edele leden worden met groter eer behandeld,

24. doch onze edele leden hebben dat niet nodig. God heeft evenwel het lichaam zó samengesteld, dat Hij meer eer gaf aan hetgeen misdeeld was,

25. opdat er geen verdeeldheid in het lichaam zou zijn, maar de leden gelijkelijk voor elkander zouden zorgen.

26. Als één lid lijdt, lijden alle leden mede, als één lid eer ontvangt, delen alle leden in de vreugde.

27. Gij nu zijt het lichaam van Christus en ieder voor zijn deel leden.

28. En God heeft sommigen aangesteld in de gemeente, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, verder krachten, daarna gaven van genezing, (bekwaamheid) om te helpen, om te besturen, en verscheidenheid van tongen.

29. Zijn zij soms allen apostelen? Allen profeten? Allen leraars? Allen krachten?

30. Hebben soms allen gaven van genezing? Spreken soms allen in tongen? Vertolken zij soms allen?

31. Streeft dan naar de hoogste gaven.En ik wijs u een weg, die nog veel verder omhoog voert.

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 12