Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 12:1-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Ten aanzien van de uitingen des geestes, broeders, wil ik u niet onkundig laten.

2. Gij weet, dat gij, toen gij nog heidenen waart, u blindelings naar de stomme afgoden liet heendrijven.

3. Daarom maak ik u bekend, dat niemand, door de Geest Gods sprekende, zegt: Vervloekt is Jezus; en dat niemand kan zeggen: Jezus is Here, dan door de heilige Geest.

4. Er is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest;

5. en er is verscheidenheid in bedieningen, maar het is dezelfde Here;

6. en er is verscheidenheid in werkingen, maar het is dezelfde God, die alles in allen werkt.

7. Maar aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen.

8. Want aan de een wordt door de Geest gegeven met wijsheid te spreken, en aan de ander met kennis te spreken krachtens dezelfde Geest;

9. aan de een geloof door dezelfde Geest en aan de ander gaven van genezingen door die ene Geest;

10. aan de een werking van krachten, aan de ander profetie; aan de een het onderscheiden van geesten, en aan de ander allerlei tongen, en aan weer een ander vertolking van tongen.

11. Doch dit alles werkt één en dezelfde Geest, die een ieder in het bijzonder toedeelt, gelijk Hij wil.

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 12