Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 11:5-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. Maar iedere vrouw, die blootshoofds bidt of profeteert, doet haar hoofd schande aan, want zij staat gelijk met ene, die kaalgeschoren is.

6. Want indien een vrouw zich het hoofd niet dekt, moet zij zich ook maar het haar laten afknippen. Doch indien het een schande is voor een vrouw, als zij zich het haar laat afknippen of zich kaal laat scheren, dan moet zij zich dekken.

7. Want een man moet het hoofd niet dekken: hij is het beeld en de heerlijkheid Gods, maar de vrouw is de heerlijkheid van de man.

8. Want de man is niet uit de vrouw, maar de vrouw uit de man.

9. De man is immers niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om de man.

10. Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben vanwege de engelen.

11. En toch, in de Here is evenmin de vrouw zonder man iets, als de man zonder vrouw.

12. Want gelijk de vrouw uit de man is, zo is ook de man door de vrouw; alles is echter uit God.

13. Oordeelt zelf: is het voegzaam, dat een vrouw met ongedekten hoofde tot God bidt?

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 11