Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 11:29-34 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

29. Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt.

30. Daarom zijn er onder u velen zwak en ziekelijk en er ontslapen niet weinigen.

31. Indien wij echter onszelf beoordeelden, zouden wij niet onder het oordeel komen.

32. Maar onder het oordeel des Heren worden wij getuchtigd, opdat wij niet met de wereld zouden veroordeeld worden.

33. Daarom, mijn broeders, als gij samenkomt om te eten, wacht op elkander.

34. Heeft iemand honger, laat hij thuis eten, opdat gij niet tot uw oordeel bijeenkomt.Het overige zal ik regelen, wanneer ik kom.

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 11