Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 11:13-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Oordeelt zelf: is het voegzaam, dat een vrouw met ongedekten hoofde tot God bidt?

14. Leert de natuur zelf u niet, dat, indien een man lang haar draagt, dit een schande voor hem is,

15. doch dat, indien een vrouw lang haar draagt, dit een eer voor haar is? Immers, het haar is haar tot een sluier gegeven.

16. Maar, indien het er iemand om te doen is gelijk te hebben, wij hebben zulk een gewoonte niet, en evenmin de gemeenten Gods.

17. Nu ik dit voorschrijf, moet ik er (tevens mijn) afkeuring over uitspreken, dat uw samenkomsten niet tot zegen, maar tot schade zijn.

18. Want vooreerst is er, naar ik hoor, wanneer gij als gemeente samenkomt, verdeeldheid onder u, en ten dele geloof ik dit.

19. Want scheuringen moeten er wel onder u zijn, zal het blijken, wie onder u de toets kunnen doorstaan.

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 11