Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 10:8-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. En laten wij geen hoererij plegen, zoals sommigen van hen deden, en er vielen op één dag drieëntwintigduizend.

9. En laten wij de Here niet verzoeken, zoals sommigen van hen deden, en zij kwamen om door de slangen.

10. En mort niet, zoals sommigen van hen deden, en zij kwamen om door de verderfengel.

11. Dit is hun overkomen tot een voorbeeld (voor ons) en het is opgetekend ter waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen gekomen is.

12. Daarom, wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle.

13. Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan. En God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij ertegen bestand zijt.

14. Daarom dan, mijn geliefden, ontvlucht de afgoderij!

15. Ik spreek immers tot verstandige mensen; beoordeelt dan zelf, wat ik zeg.

16. Is niet de beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus?

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 10