Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 1:21-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

21. Want daar de wereld in de wijsheid Gods door haar wijsheid God niet gekend heeft, heeft het Gode behaagd door de dwaasheid der prediking te redden hen, die geloven.

22. Immers, de Joden verlangen tekenen en de Grieken zoeken wijsheid,

23. doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid,

24. maar voor hen, die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, (prediken wij) Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods.

25. Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen.

26. Ziet slechts, broeders, wat gij waart, toen gij geroepen werdt: niet vele wijzen naar het vlees, niet vele invloedrijken, niet vele aanzienlijken.

27. Integendeel, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren om wat sterk is te beschamen;

28. en wat voor de wereld onaanzienlijk en veracht is, heeft God uitverkoren, dat, wat niets is, om aan hetgeen wèl iets is, zijn kracht te ontnemen,

29. opdat geen vlees zou roemen voor God.

30. Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing,

31. opdat het zij, gelijk geschreven staat:Wie roemt, roeme in de Here.

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 1