Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korinthiërs 1:12-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Ik bedoel dit, dat ieder uwer zijn leus heeft: Ik ben van Paulus! En ík van Apollos! En ík van Kefas! En ík van Christus!

13. Is Christus gedeeld? Is Paulus dan voor u gekruisigd, of zijt gij in de naam van Paulus gedoopt?

14. Ik ben dankbaar, dat ik niemand uwer gedoopt heb dan Crispus en Gajus;

15. zodat niemand kan zeggen, dat gij in mijn naam gedoopt zijt.

16. Ook heb ik nog het gezin van Stefanas gedoopt; verder weet ik niet, dat ik nog iemand gedoopt heb.

17. Want Christus heeft mij niet gezonden om te dopen, maar om het evangelie te verkondigen, en dat niet met wijsheid van woorden, om niet het kruis van Christus tot een holle klank te maken.

18. Want het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods.

19. Want er staat geschreven:Verderven zal Ik de wijsheid der wijzen, en het verstand der verstandigen zal Ik verdoen.

20. Waar blijft de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de redetwister van deze tijd? Heeft God niet de wijsheid der wereld tot dwaasheid gemaakt?

21. Want daar de wereld in de wijsheid Gods door haar wijsheid God niet gekend heeft, heeft het Gode behaagd door de dwaasheid der prediking te redden hen, die geloven.

22. Immers, de Joden verlangen tekenen en de Grieken zoeken wijsheid,

Lees verder hoofdstuk 1 Korinthiërs 1