Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 6:26-35 Het Boek (HTB)

26. Want de omgang met een hoer heeft tot gevolg dat je droog brood eet en bij zo'n overspelige vrouw is zelfs je ziel in het geding.

27. Zou iemand die met vuur speelt, zich niet branden?

28. Iemand die op kolen loopt, geen blaren op zijn voeten krijgen?

29. Dat geldt ook voor degene die zijn handen niet van andermans vrouw kan afhouden: die zal zijn straf zeker niet ontlopen.

30. Dan komt iemand die steelt omdat hij honger heeft, er beter vanaf.

31. Is hij eenmaal opgespoord, dan moet hij misschien zelfs met alles wat hij bezit, dubbel en dwars terugbetalen.

32. Maar iemand die overspel pleegt, heeft zijn verstand verloren, want daaraan gaat ook de ziel kapot.

33. Schade en schande zijn zijn deel, zijn wandaad wordt niet meer vergeten.

34. Jaloezie is een vuurgloed in een man en overspel wordt niet vergeven, wel gewroken.

35. Van verzoening wil hij niet weten, wat je hem ook aanbiedt.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 6