Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 30:5-18 Het Boek (HTB)

5. Gods woorden zijn puur en zuiver, Hij beschermt ieder die op Hem vertrouwt.

6. Voeg niets aan zijn woorden toe, want dan straft Hij u, omdat u een leugenaar bent.

7. God, ik heb twee dingen aan U gevraagd en geef mij die alstublieft voordat ik sterf:

8. houd ongeloof en leugens bij mij weg, geef mij armoe noch rijkdom, maar alleen wat ik nodig heb.

9. Want als ik verzadigd zou zijn, zou ik U misschien verloochenen door te zeggen: ‘Wie is de Here?’ En als ik arm was, zou ik misschien gaan stelen en daardoor uw naam oneer aandoen.

10. Klaag een knecht niet aan bij zijn meester, anders vervloekt hij u misschien en beschouwt God u als schuldig.

11. Er zijn mensen die hun ouders vervloeken,

12. mensen die zichzelf goed vinden, maar in werkelijkheid zondig zijn,

13. mensen die hooghartig om zich heen kijken en anderen verachten,

14. mensen die hun tanden als zwaarden en hun kiezen als messen gebruiken, om daarmee de noodlijdenden en de armen te vermalen.

15. De bloedzuiger heeft twee dochters: ze zijn onverzadigbaar en willen steeds meer. Drie dingen zijn absoluut niet te verzadigen, voor de volgende vier dingen is het nooit genoeg:

16. het graf, een onvruchtbare baarmoeder, de aarde die nooit genoeg water heeft, en het vuur. Geen van die vier zegt ooit: ‘Nu is het genoeg.’

17. Het oog waaruit minachting voor een vader spreekt of dat opstandig kijkt naar een moeder, wordt uitgepikt door de raven bij de beek, wordt voedsel voor de jonge adelaars.

18. Veel dingen zijn voor mij onbegrijpelijk, de volgende vier kan ik niet bevatten:

Lees verder hoofdstuk Spreuken 30