Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 29:17-27 Het Boek (HTB)

17. Als u uw zoon bestraft, komt hij goed terecht, hij zal u reden tot blijdschap geven.

18. Als het volk Gods boodschap niet meer hoort, raakt het uit de koers. Gelukkig is hij die naar Gods wet leeft.

19. Een knecht luistert nauwelijks naar berisping. Hij hoort u wel, maar trekt zich er niets van aan.

20. Kent u iemand die onbezonnen spreekt? Zo'n man is nog dommer dan een dwaas.

21. Als u te goed bent voor een knecht, denkt hij ten slotte dat hij dezelfde rechten heeft als uw zoon.

22. Iemand die snel kwaad wordt, lokt ruzie uit en een opvliegend mens zondigt maar al te gemakkelijk.

23. Hoogmoed komt voor de val, maar een nederig mens wordt gewaardeerd.

24. Wie met een dief de buit deelt, schaadt zichzelf. Hetzelfde geldt voor iemand die een vloek hoort en daar niets van zegt.

25. Angst voor mensen is een valstrik, maar wie op God vertrouwt, is onaantastbaar.

26. Veel mensen verwachten hun heil van hooggeplaatsten, maar de Here heeft het laatste woord.

27. Een oprecht mens verafschuwt een boosdoener, op zijn beurt heeft de boosdoener een afkeer van mensen die eerlijk leven.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 29