Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 28:9-26 Het Boek (HTB)

9. Wie weigert naar de wet te luisteren, moet weten dat God zijn gebed verafschuwt.

10. Wie oprechten ompraat en op het verkeerde pad brengt, stort zelf in de kuil die hij voor hen groef. Wie God volgen, zullen echter gelukkig worden.

11. Een rijk man doet wat hem goeddunkt, maar de arme die verstandiger is dan hij, kijkt dwars door zijn rijkdom en weelde heen.

12. Wanneer het de rechtvaardigen goed gaat, gaat het het hele land goed, maar bij de opkomst van de goddelozen verbergen de mensen zich uit angst.

13. Wie niet voor zijn zonden uitkomt, kent geen voorspoed, maar wie ze belijdt en zijn leven betert, kan rekenen op liefde en genade.

14. Gelukkig is hij die ontzag heeft voor de Here, maar wie opstandig blijft, wordt in het verderf gestort.

15. Een goddeloze leider van een arm volk gaat tekeer als een brullende leeuw en een grommende beer.

16. Een onverstandige koning bezorgt zijn onderdanen veel onderdrukking, maar wie niet alles opoffert aan geldelijk gewin, wordt oud.

17. Wie een moord op zijn geweten heeft, zal tot zijn dood toe vluchten. Laat niemand hem daarvan weerhouden!

18. Wie oprecht leeft, wordt gered, maar wie van twee walletjes wil eten, zal ten val komen.

19. Wie zijn land bebouwt, krijgt genoeg te eten, maar wie met leeglopers optrekt, staat armoede te wachten.

20. Wie betrouwbaar is, zal volop worden gezegend, maar wie ten koste van alles rijk wil worden, zal zijn straf niet ontlopen.

21. Partijdig zijn is niet goed, maar al voor een stuk brood is men ertoe bereid.

22. Wie nietsontziend rijkdom najaagt, wordt een gierig en kwaadaardig mens. Hij weet het nog niet, maar armoede staat hem te wachten.

23. Wie wordt berispt, zal merken dat hem dat goed doet en dat het beter is dan wanneer hij naar de mond wordt gepraat.

24. Wie zijn ouders berooft en zegt: ‘Daar is niets verkeerds aan,’ is slecht en staat gelijk aan een misdadiger.

25. Een onbescheiden mens is een aanstichter van ruzie, maar wie op de Here vertrouwt, gaat het goed.

26. Wie op eigen oordeel vertrouwt, is een dwaas, maar wie op Gods wijsheid bouwt, ontkomt aan de straf.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 28