Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 27:6-22 Het Boek (HTB)

6. De berispingen van iemand die van u houdt, worden ingegeven door vriendschap. Maar vriendelijkheid van iemand die u haat, komt voort uit bedrog.

7. Iemand die zojuist gegeten heeft, taalt niet meer naar lekker eten, maar honger maakt rauwe bonen zoet.

8. Zoals een uit het nest gevallen vogel rondzwerft, zo doolt een man rond die zijn vaderstad verliet.

9. Geurige olie maakt het hart blij, net zoals de goede raad die de ene vriend de andere geeft.

10. Verlaat uw vriend en die van uw vader niet, maar wendt u in tijden van tegenspoed niet tot uw broeder. Want een goede buurman is beter dan een ver familielid.

11. Wees verstandig, mijn zoon, en maak mijn hart blij, dan kan ik wie mij aanvalt van repliek dienen.

12. Een bedachtzaam en verstandig mens ziet het dreigend gevaar en verbergt zich, maar de onverstandigen blijven gewoon doorgaan en worden dus gestraft.

13. Heeft iemand zich garant gesteld voor een onbekende, neem dan zijn mantel als onderpand.

14. Wie zijn kennis al 's morgens vroeg luidruchtig en joviaal een groet toeroept, zal met argwaan bekeken worden.

15. Een lekkend dak bij zware regen is net zo erg als een ruziënde vrouw.

16. Zij is net zo ongrijpbaar als de wind, netzomin te verbergen als de geurige olie die u op uw rechterhand strijkt.

17. Zoals ijzer met ijzer wordt geslepen, zo scherpt de ene mens de ander.

18. Wie goed voor de vijgenboom zorgt, zal de vijgen ervan eten. Wie zorg heeft voor zijn heer, wordt gerespecteerd.

19. Zoals het water het uiterlijk van een mens weerspiegelt, geeft het hart van een mens zijn innerlijk weer.

20. Hel en verderf zijn nooit te verzadigen, datzelfde geldt voor de verlangens van een mens.

21. Zoals de smeltkroes het zilver toetst en de oven het goud, zo wordt een mens getoetst door zijn reputatie.

22. Al stamp je een dwaas in een mortier met een vijzel, midden tussen het gestampte graan, toch raakt hij zijn dwaasheid niet kwijt.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 27