Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 25:7-17 Het Boek (HTB)

7. Want het is beter dat men tegen u zegt: ‘Kom hier naar boven,’ dan dat men u vernedert waar iedereen bij is.

8. Stort u niet overhaast in geschillen, want mogelijk begaat u dan domheden, wanneer uw naaste u op de vingers tikt.

9. Hebt u een geschil met uw naaste, probeer dat dan eerst onderling bij te leggen en maak niet openbaar wat hij liever voor zich wil houden.

10. Doet u dat wel, dan wijst men u met de vinger na. Een smet die niet snel wordt vergeten.

11. Goede en toepasselijke woorden zijn als gouden appels op zilveren schalen.

12. Een wijze berisping aan een open oor is als een gouden oorbel, een halsketting van het zuiverste goud.

13. Een trouwe gezant is voor zijn zender als een koele drank voor de oogsters, want zijn boodschap doet zijn heer goed.

14. Iemand die zich laat voorstaan op de vrijgevigheid die hij niet bezit, is als een veelbelovende wolkenpartij, waaruit echter geen druppel regen valt.

15. Een gezagsdrager laat zich door vriendelijk geduld overtuigen, een vriendelijk woord weet zelfs het hardste hart te vermurwen.

16. Hebt u honing gevonden, eet dan niet meer dan u lust, anders gaat het u misschien tegenstaan en spuugt u het weer uit.

17. Loop bij uw naaste de deur niet plat, anders krijgt hij misschien genoeg van u en gaat u haten.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 25