Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 25:17-26 Het Boek (HTB)

17. Loop bij uw naaste de deur niet plat, anders krijgt hij misschien genoeg van u en gaat u haten.

18. Iemand die vals getuigt tegen zijn naaste, is als een hamer, een zwaard en een scherpe pijl.

19. Een onbetrouwbare vriend is in tijden van nood net zo nutteloos als een gebroken tand voor het kauwen en een verstuikte enkel voor het lopen.

20. Wie vrolijk doet bij een verdrietig mens, is net zo onverstandig als iemand die 's winters geen jas aantrekt of azijn op loog giet.

21. Als uw vijand honger heeft, geef hem dan te eten. Heeft hij dorst, geef hem dan te drinken.

22. Zo stapelt u gloeiende kolen op zijn hoofd en de Here zal u daarvoor belonen.

23. De noordenwind brengt regen, roddel en achterklap leiden tot boze gezichten.

24. Het is beter om op een hoek van het platte dak te wonen, dan onder één dak met een ruziënde vrouw.

25. Goed nieuws uit een ver land is als koel water voor een vermoeid en dorstig mens.

26. De rechtvaardige die faalt voor de ogen van de goddelozen, lijkt op een fontein die modder spuit, of op een verstopte bron.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 25