Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 19:8-27 Het Boek (HTB)

8. Wie verstandig wil worden, heeft het goede met zichzelf voor, hij gebruikt zijn verstand om het goede te vinden.

9. Een valse getuige ontloopt zijn straf niet en een leugenaar wordt in het verderf gestort.

10. Weelde en overvloed horen niet bij een dwaas, dat is net zoiets als een dienaar die over koningen heerst.

11. Een verstandig mens wordt niet snel kwaad, het siert hem dat hij over onrecht heen kan stappen.

12. De woede van een koning lijkt op het brullen van een jonge leeuw, maar is die koning iemand goedgezind, dan is hij mild als zachte dauw.

13. Een dwaze zoon is een ramp voor zijn vader en het gekijf van een vrouw is een aanhoudende kwelling.

14. Huis en goederen zijn een erfenis van de ouders, maar een verstandige vrouw is een gave van de Here.

15. Luiheid maakt een mens steeds slaperiger en wie niets uitvoert, zal honger lijden.

16. Wie naar Gods geboden leeft, beschermt zichzelf. Wie zijn leefregels de rug toekeert, zal sterven.

17. Wie de arme mensen helpt, is een vreugde voor de Here, Hij zal hem daarvoor belonen.

18. Straf uw zoon, zolang dat nog helpt, maar laat het uit uw hoofd hem te doden.

19. Iemand die onbeheerst is, zal zelf zijn straf moeten dragen. Probeert u hem te helpen, dan wordt het alleen maar erger.

20. Luister naar raad en berisping, zodat u uiteindelijk toch verstandig wordt.

21. In het hart van een mens leven vele verborgen gedachten, maar wat de Here besluit gebeurt.

22. Ieder mens wil wel graag goeddoen, het is beter arm te zijn dan een leugenaar.

23. Eerbiedig ontzag voor de Here geeft leven, want wie daarvan vol is, kan voldaan en rustig leven, hij hoeft nergens bang voor te zijn.

24. Een luiaard houdt zijn handen liever in zijn zakken, hij is nog te lui om ermee te eten.

25. Bestraf een spotter, want dat is een les voor anderen. Als je een verstandige berispt, dan krijgt hij inzicht.

26. Wie zijn eigen vader ruïneert en zijn moeder verjaagt, maakt zichzelf en zijn ouders te schande.

27. Mijn zoon, als je toch niet van plan bent om verstandige raad op te volgen, luister dan maar helemaal niet.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 19