Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 17:19-28 Het Boek (HTB)

19. Wie van ruzie en onenigheid houdt, geeft blijk van liefde voor de zonde. Wie boven zijn stand leeft, staat een diepe val te wachten.

20. Wie onbetrouwbaar is, kan niet gelukkig worden. Wie zondigt door wat hij zegt, stort zich in het ongeluk.

21. Wie een zot verwekt, zal dat berouwen en er is weinig vreugde weggelegd voor de vader van een dwaas.

22. Een blij hart doet het lichaam goed, maar een ontmoedigde geest maakt ziek.

23. De goddeloze laat zich omkopen om het recht geweld aan te doen.

24. Een verstandig mens is aan zijn gezicht te herkennen, maar de ogen van een dwaas dwalen alle kanten op.

25. Een onverstandige zoon doet zijn vader verdriet, hij is een bitter verdriet voor haar die hem ter wereld bracht.

26. Het is al niet in de haak een rechtvaardige te beboeten, laat staan een prins te laten slaan.

27. Iemand die zijn verstand goed gebruikt, houdt zijn tong in bedwang, hij is bedachtzaam en scherpzinnig.

28. Want een dwaas die zijn mond houdt, wordt voor wijs gehouden. Zolang hij zijn mond houdt, denkt men dat hij verstandig is.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 17