Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 14:21-32 Het Boek (HTB)

21. Wie op zijn naaste neerkijkt, zondigt, maar gelukkig is hij die zich ontfermt over mensen die het moeilijk hebben.

22. Graven kwaadstichters niet hun eigen graf? Maar wie goed doet, wordt gewaardeerd en dankbaar bejegend.

23. Eerlijk en hard werk levert iets op, nutteloos geklets niet.

24. Het sieraad van de verstandigen is hun rijkdom, dwaasheid blijft de dwaasheid van de zotten.

25. Een eerlijke getuige kan levens redden, een vals getuige kan iemand door bedrog de dood injagen.

26. Eerbiedig ontzag voor de Here geeft een sterk vertrouwen en Hij zal zijn kinderen een veilig toevluchtsoord bieden.

27. Het eerbiedig ontzag voor de Here is een bron van leven en helpt dodelijke vallen te ontlopen.

28. Een groot volk geeft een koning aanzien, maar een tekort aan onderdanen leidt tot zijn ondergang.

29. Een geduldig mens geeft blijk van veel verstand, maar een heethoofd zet zichzelf voor schut.

30. Een zuiver hart doet goed aan eigen en andermans leven, maar haat en nijd bederven alles.

31. Wie een arme onderdrukt, raakt ook zijn Schepper. Wie echter hulpbehoevenden steunt, eert Hem.

32. De goddeloze wordt het slachtoffer van zijn eigen kwaad, maar de rechtvaardige gaat zelfs vol vertrouwen de dood in.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 14