Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 14:18-28 Het Boek (HTB)

18. Onverstandige mensen valt dwaasheid ten deel, maar kennis zal de verstandigen sieren.

19. De kwaden moeten buigen voor de goeden, evenals de goddelozen voor de deuren van de rechtvaardigen.

20. Wie arm is heeft niet veel vrienden, maar bij de rijke zijn ze niet te tellen.

21. Wie op zijn naaste neerkijkt, zondigt, maar gelukkig is hij die zich ontfermt over mensen die het moeilijk hebben.

22. Graven kwaadstichters niet hun eigen graf? Maar wie goed doet, wordt gewaardeerd en dankbaar bejegend.

23. Eerlijk en hard werk levert iets op, nutteloos geklets niet.

24. Het sieraad van de verstandigen is hun rijkdom, dwaasheid blijft de dwaasheid van de zotten.

25. Een eerlijke getuige kan levens redden, een vals getuige kan iemand door bedrog de dood injagen.

26. Eerbiedig ontzag voor de Here geeft een sterk vertrouwen en Hij zal zijn kinderen een veilig toevluchtsoord bieden.

27. Het eerbiedig ontzag voor de Here is een bron van leven en helpt dodelijke vallen te ontlopen.

28. Een groot volk geeft een koning aanzien, maar een tekort aan onderdanen leidt tot zijn ondergang.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 14