Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 14:15-24 Het Boek (HTB)

15. Een onverstandig mens kan men alles wijsmaken, maar een schrander mens denkt na bij wat hij doet.

16. De wijze koestert ontzag en laat het kwaad links liggen, de zot is zorgeloos en kent geen angst.

17. Een heethoofd doet snel domme dingen en een man die gemene dingen doet, wordt gehaat.

18. Onverstandige mensen valt dwaasheid ten deel, maar kennis zal de verstandigen sieren.

19. De kwaden moeten buigen voor de goeden, evenals de goddelozen voor de deuren van de rechtvaardigen.

20. Wie arm is heeft niet veel vrienden, maar bij de rijke zijn ze niet te tellen.

21. Wie op zijn naaste neerkijkt, zondigt, maar gelukkig is hij die zich ontfermt over mensen die het moeilijk hebben.

22. Graven kwaadstichters niet hun eigen graf? Maar wie goed doet, wordt gewaardeerd en dankbaar bejegend.

23. Eerlijk en hard werk levert iets op, nutteloos geklets niet.

24. Het sieraad van de verstandigen is hun rijkdom, dwaasheid blijft de dwaasheid van de zotten.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 14