Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 13:6-20 Het Boek (HTB)

6. De gerechtigheid beschermt wie oprecht leven, maar zondaars komt hun goddeloosheid duur te staan.

7. Er zijn mensen die zich rijk voordoen, maar in werkelijkheid niets hebben. Anderen gedragen zich als armen, maar zijn in werkelijkheid rijk.

8. Het losgeld voor een welgestelde is zijn rijkdom, een arme kent zo'n bedreiging niet.

9. Het geluk en de vreugde van de rechtvaardigen zullen steeds toenemen, terwijl de lamp van de goddelozen wordt gedoofd.

10. Door trots en stijfkoppigheid ontstaat veel ruzie, daarom getuigt het van wijsheid als men zich wil laten gezeggen en onderwijzen.

11. Oneerlijk verkregen vermogen kent geen lang leven, maar wie met ijverig werken zijn kost verdient, zal zijn bezit vermeerderen.

12. Lang moeten uitzien naar iets moois maakt het hart bedroefd, maar een vervulde wens doet leven als een levensboom.

13. Wie Gods woord en zijn lessen veracht, komt dat duur te staan. Maar wie daar eerbiedig ontzag voor koestert, zal worden beloond.

14. De lessen van een wijze zijn een bron van leven en helpen dodelijke vallen te ontlopen.

15. Een verstandig mens wordt gerespecteerd, maar iedereen mijdt trouweloze mensen.

16. Wie verstandig is, handelt voorzichtig en oordeelkundig, een zot spreidt louter dwaasheid ten toon.

17. Een onbetrouwbare bode zal het slecht vergaan, maar een trouw gezant is een zegen.

18. Wie niet van het goede onderwijs wil horen staat armoe en schande te wachten, maar wie zich laat berispen zal worden geëerd.

19. Een wens die vervuld wordt, is iets heerlijks, maar de zot verafschuwt het idee dat hij het kwade moet nalaten.

20. Wie met verstandige mensen omgaat, wordt verstandig. Wie met slechte mensen omgaat, vergaat het slecht.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 13