Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 13:18-25 Het Boek (HTB)

18. Wie niet van het goede onderwijs wil horen staat armoe en schande te wachten, maar wie zich laat berispen zal worden geëerd.

19. Een wens die vervuld wordt, is iets heerlijks, maar de zot verafschuwt het idee dat hij het kwade moet nalaten.

20. Wie met verstandige mensen omgaat, wordt verstandig. Wie met slechte mensen omgaat, vergaat het slecht.

21. De zondaars zullen hun straf niet ontlopen, maar de rechtvaardige mens wordt door God beloond.

22. Het bezit van een goed mens is een erfenis voor zijn kleinkinderen, maar dat van de zondaar is voor de rechtvaardige bestemd.

23. Het werk van de armen levert veel voedsel op, maar er zijn sommigen die door gebrek aan inzicht tekort komen.

24. Wie nooit straft, bederft zijn zoon. Maar wie zijn zoon liefheeft, straft hem reeds op jonge leeftijd.

25. De rechtvaardige eet en wordt verzadigd, maar de maag van de goddelozen blijft rammelen.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 13