Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 13:1-14 Het Boek (HTB)

1. Een verstandige zoon luistert aandachtig naar zijn vaders lessen, maar een spotter slaat bestraffing in de wind.

2. Van wijze en vrome woorden zal ieder het goede gebruiken, maar trouwelozen staat geweld te wachten.

3. Wie zijn tong bedwingt, behoudt zijn leven, maar lichtvaardig spreken wordt bestraft.

4. De luiaard is wel begerig, maar krijgt niets. Een vlijtig mens kent echter overvloed.

5. De rechtvaardige mens haat leugens, maar de goddeloze maakt zich gehaat en zet zichzelf voor schut.

6. De gerechtigheid beschermt wie oprecht leven, maar zondaars komt hun goddeloosheid duur te staan.

7. Er zijn mensen die zich rijk voordoen, maar in werkelijkheid niets hebben. Anderen gedragen zich als armen, maar zijn in werkelijkheid rijk.

8. Het losgeld voor een welgestelde is zijn rijkdom, een arme kent zo'n bedreiging niet.

9. Het geluk en de vreugde van de rechtvaardigen zullen steeds toenemen, terwijl de lamp van de goddelozen wordt gedoofd.

10. Door trots en stijfkoppigheid ontstaat veel ruzie, daarom getuigt het van wijsheid als men zich wil laten gezeggen en onderwijzen.

11. Oneerlijk verkregen vermogen kent geen lang leven, maar wie met ijverig werken zijn kost verdient, zal zijn bezit vermeerderen.

12. Lang moeten uitzien naar iets moois maakt het hart bedroefd, maar een vervulde wens doet leven als een levensboom.

13. Wie Gods woord en zijn lessen veracht, komt dat duur te staan. Maar wie daar eerbiedig ontzag voor koestert, zal worden beloond.

14. De lessen van een wijze zijn een bron van leven en helpen dodelijke vallen te ontlopen.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 13