Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 12:10-25 Het Boek (HTB)

10. De rechtvaardige zorgt goed voor al zijn dieren, maar goddelozen zijn wreed en kennen geen medelijden.

11. Wie zijn land bewerkt, heeft steeds genoeg te eten. Wie echter leeglopers volgt, is onverstandig.

12. De goddeloze geniet van de kwaadaardigheid, maar de wortels van de rechtvaardige doen hem groeien en bloeien.

13. De boosdoener raakt verstrikt in zijn leugens, maar de rechtvaardige wordt gered uit de moeilijkheden.

14. Als iemand goede dingen zegt, geeft dat grote voldoening. Op hard werken volgen de zegeningen.

15. De dwaas denkt dat hij leeft zoals het hoort, maar het is beter goede raad te volgen en niet op eigen inzicht te vertrouwen.

16. De dwaas toont zijn woede zonder na te denken, terwijl een bedachtzaam mens zich vooralsnog beheerst.

17. Wie de waarheid spreekt, toont duidelijk wat is gebeurd, maar een vals getuige verdraait de zaak.

18. Sommigen slaan met hun kwetsende woorden als een zwaard om zich heen, maar wat de wijze zegt, kwetst niet en is heilzaam.

19. Iemand die de waarheid spreekt, blijft altijd overeind. Bedrog is slechts een tijdelijke zaak, want eerlijk duurt het langst.

20. Het hart van wie zint op kwaad, is vol bedrog, maar wie vreedzaamheid adviseert, kent blijdschap.

21. Rechtvaardige mensen gaan niet ten onder aan de tegenslagen, maar goddelozen wacht een heilloos einde.

22. De Here verafschuwt leugens, maar wie waarachtig leeft, vindt genade in Gods ogen.

23. Een bedachtzaam en verstandig mens laat zich niet voorstaan op zijn kennis, maar onverstandigen slaan dwaasheid uit.

24. Vlijtige mensen houden zelf het roer in handen. Wie dat niet doet, wordt overheerst en betaalt belasting aan een vreemde.

25. Zorgen maken het hart van een mens verdrietig, maar een bemoedigend woord maakt het weer blij.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 12