Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 11:19-26 Het Boek (HTB)

19. Zo leidt de gerechtigheid naar het leven, terwijl de boosdoener zichzelf de dood injaagt.

20. De Here verafschuwt slechte mensen, maar wie oprecht leeft, vindt genade in zijn ogen.

21. De boosdoener en zijn nageslacht zullen niet ongestraft blijven, maar God redt de kinderen van de oprechten.

22. Een mooie vrouw die haar verstand niet gebruikt, lijkt op een gouden ring in de neus van een varken.

23. Rechtvaardige mensen hopen alleen op het goede, maar goddeloze mensen staat Gods toorn te wachten.

24. Gulle en goedgeefse mensen krijgen toch steeds meer, maar wie gierig is, wordt steeds armer.

25. Een weldoener is een zegen en wordt daarvoor rijk beloond en iemand die zijn gaven over anderen uitgiet, zal van het goede worden voorzien.

26. Wie te weinig koren geeft, wordt door het volk vervloekt, maar de verkoper wordt gezegend.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 11