Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 11:10-22 Het Boek (HTB)

10. De inwoners van een stad zijn blij dat het de rechtvaardigen goed gaat en als de goddelozen ten val komen, gaat een gejuich op.

11. Oprechte mensen zijn een zegen voor een stad en doen die groeien en bloeien, de invloed van goddelozen is echter vernietigend.

12. Een mens zonder verstand kijkt op zijn naaste neer, maar een verstandig man houdt zijn mond.

13. Wie roddels verspreidt, maakt geheimen bekend, maar een tactvol en betrouwbaar mens bedekt zo'n zaak.

14. Wordt een land niet verstandig geregeerd, dan zet het verval in, met veel goede adviseurs blijft een land echter welvarend.

15. Als iemand zich voor een onbekende heeft borggesteld, zal hem dat zeker opbreken. Om een onbezorgd leven te leiden, kan men zich beter niet garant stellen.

16. Een vrouw krijgt eer door haar bevalligheid, een man krijgt rijkdom door zijn kracht.

17. Een zachtaardig en vriendelijk mens doet zichzelf goed, maar een wreed mens schaadt zichzelf.

18. Alles wat een goddeloze doet, is nutteloos, maar er is een beloning voor hem die goed doet.

19. Zo leidt de gerechtigheid naar het leven, terwijl de boosdoener zichzelf de dood injaagt.

20. De Here verafschuwt slechte mensen, maar wie oprecht leeft, vindt genade in zijn ogen.

21. De boosdoener en zijn nageslacht zullen niet ongestraft blijven, maar God redt de kinderen van de oprechten.

22. Een mooie vrouw die haar verstand niet gebruikt, lijkt op een gouden ring in de neus van een varken.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 11