Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 10:5-13 Het Boek (HTB)

5. Wie in de zomer zijn oogst binnenhaalt, is een verstandige zoon. Maar de zoon die in de oogsttijd slaapt, maakt zichzelf te schande.

6. Rechtvaardige mensen worden gezegend, goddelozen worden door hun eigen onrecht tot zwijgen gebracht.

7. De nagedachtenis van een rechtvaardige brengt zegen voort, maar van de naam van de goddeloze blijft niets over.

8. Een wijs mens neemt Gods geboden aan, maar de dwaze prater loopt in de val.

9. Wie oprecht leeft, leidt een zeker bestaan, maar wie verkeerde wegen bewandelt, wordt ontdekt en ontmaskerd.

10. Een slinkse boosdoener bezorgt anderen verdriet en een dwaze prater loopt zijn ondergang tegemoet.

11. De woorden van een rechtvaardige zijn een bemoediging, maar goddelozen worden door hun eigen onrecht tot zwijgen gebracht.

12. Haat leidt tot onrust en ruzies, de liefde bedekt echter al het menselijk falen.

13. Op de lippen van een verstandig mens ligt wijsheid, de onverstandige verdient alleen maar straf.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 10