Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 10:13-22 Het Boek (HTB)

13. Op de lippen van een verstandig mens ligt wijsheid, de onverstandige verdient alleen maar straf.

14. Een wijs mens verzamelt steeds meer inzicht, maar de woorden van een dwaas kunnen voortdurend onheil aanrichten.

15. De rijke vertrouwt volledig op zijn bezit, terwijl arme mensen niets hebben.

16. Alles wat een rechtvaardige doet, bezorgt hem voordeel. Wat de goddeloze verdient, leidt tot zijn ondergang.

17. Wie wijze lessen ter harte neemt, loopt op de weg van het leven, maar wie ze in de wind slaat, brengt anderen op een dwaalspoor.

18. Wie heimelijk zijn naaste haat, is schijnheilig in zijn spreken. Wie roddelt, is een zot.

19. Iemand die zijn tong niet in bedwang heeft, zondigt met zijn woorden. Iemand die nadenkt voor hij spreekt, is bedachtzaam en verstandig.

20. De woorden van een rechtvaardige zijn goud waard, die van een goddeloze zijn waardeloos.

21. Van de woorden van een rechtvaardig mens kunnen velen leren, maar dwazen sterven door gebrek aan inzicht.

22. Alleen de zegen van de Here maakt een mens rijk, niet zijn eigen zwoegen.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 10