Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 1:24-33 Het Boek (HTB)

24. Ik riep, maar u luisterde niet en niemand zag hoe ik mijn hand uitstak.

25. Mijn raad hebt u naast u neergelegd en mijn vermaning wees u van de hand.

26. Daarom zal ik lachen wanneer u valt en de spot met u drijven als u in het nauw zit.

27. Mijn spotgelach zal u in de oren klinken, wanneer uw leven snel en meedogenloos wordt verwoest en u niets anders overblijft dan angst en uitzichtloosheid.

28. Ja, dan zullen ze mij roepen, maar geen antwoord krijgen. Zij zullen hun best doen mij te vinden, maar zonder resultaat.

29. Zij wilden immers niets weten van kennis en inzicht, van eerbiedig ontzag voor de Here?

30. Zij legden mijn adviezen naast zich neer en wezen mijn vermaningen af.

31. Daarom moeten zij de gevolgen dragen en ondervinden wat zij zich op de hals hebben gehaald.

32. Want hun onwil wordt hun dood en hun voorspoed zal bedrieglijk blijken, ook die kan hun val niet voorkomen.

33. Maar wie wel naar mij luistert, hoeft zich nergens zorgen om te maken en hoeft niet bang te zijn voor het kwaad.’

Lees verder hoofdstuk Spreuken 1