Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 1:11-25 Het Boek (HTB)

11. Ook niet als zij zeggen: ‘Kom op, we nemen er een stel te pakken, wat maakt het uit als zij onschuldig zijn?

12. Wij maken hen af en jagen ze de dood in.

13. Zij hebben genoeg geld en spullen, dus wij kunnen een flinke slag slaan.

14. Reken maar dat jij je deel krijgt, want de buit is voor ons allemaal.’

15. Mijn zoon, trek niet met zulke mensen op. Blijf liever bij hen uit de buurt.

16. Zij hebben weinig goeds in de zin en gebruiken maar al te graag geweld.

17. Als een vogel het vangnet ziet, vliegt hij weg.

18. Maar deze mannen niet. Zij stellen hun leven in de waagschaal en vormen zo een bedreiging voor zichzelf.

19. Want wie zich zo probeert te verrijken, gaat aan die gewelddadige hebzucht ten onder.

20. De wijsheid is niet moeilijk te vinden en wordt als het ware van de daken geschreeuwd.

21. Zij is te horen in de drukte op de straten, op de plaatsen waar mensen samen zijn. Op de toegangswegen van de stad roept zij:

22. ‘Slechte mensen, hoelang blijft u nog prat gaan op uw slechtheid? En spotters, hoelang blijft u genieten van uw eigen sneren? Hoelang blijven dwazen de wijsheid negeren?

23. Laat mijn vermaning een les voor u zijn. Want ik zal u laten zien wat ik wil en wat ik denk. Als verfrissend water stromen mijn woorden u tegemoet.

24. Ik riep, maar u luisterde niet en niemand zag hoe ik mijn hand uitstak.

25. Mijn raad hebt u naast u neergelegd en mijn vermaning wees u van de hand.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 1