Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 1:1-17 Het Boek (HTB)

1. Dit zijn de spreuken van Salomo, zoon van David en koning van Israël.

2. Hij schreef deze spreuken om de mensen te leren hoe zij moesten leven. Hoe zij moesten handelen in allerlei omstandigheden.

3. Want hij wilde dat zij verstandig zouden zijn en eerlijk en oprecht in hun hele levenswijze.

4. ‘Ik wil de eenvoudige wijsheid geven,’ zei hij. ‘En ik wil de jonge mensen waarschuwen voor problemen die zij in hun leven zullen ontmoeten.’

5. Zo kan een wijze nog wijzer worden en merkt een verstandig mens dat er nog veel te leren valt,

6. voordat hij deze spreuken goed begrijpt en weet wat er achter de woorden van een wijze schuilt.

7. Maar de basis van alle kennis is het eerbiedig ontzag voor de Here. Alleen dwazen schatten Gods lessen en wijsheid niet op hun waarde.

8. Mijn zoon, luister naar de wijze lessen van je vader. Zoek je houvast in wat je moeder je geleerd heeft.

9. Dat zal je in het leven verder helpen.

10. Mijn zoon, als zondaars proberen je over te halen, doe dan niet met hen mee.

11. Ook niet als zij zeggen: ‘Kom op, we nemen er een stel te pakken, wat maakt het uit als zij onschuldig zijn?

12. Wij maken hen af en jagen ze de dood in.

13. Zij hebben genoeg geld en spullen, dus wij kunnen een flinke slag slaan.

14. Reken maar dat jij je deel krijgt, want de buit is voor ons allemaal.’

15. Mijn zoon, trek niet met zulke mensen op. Blijf liever bij hen uit de buurt.

16. Zij hebben weinig goeds in de zin en gebruiken maar al te graag geweld.

17. Als een vogel het vangnet ziet, vliegt hij weg.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 1