Oude Testament

Nieuwe Testament

Ruth 3:1-9 Het Boek (HTB)

1. Enige tijd later zei Naomi tegen Ruth: ‘Kind, wordt het niet eens tijd dat ik iemand zoek met wie je kunt hertrouwen?

2. Boaz is zo vriendelijk geweest jou bij hem te laten werken en bovendien is hij naaste familie van ons. Luister, ik weet dat hij vanavond gerst gaat wannen op de dorsvloer.

3. Doe nu wat ik je zeg: neem een bad, doe wat parfum op, trek je mooiste kleren aan en ga naar de dorsvloer. Maar laat je niet zien voordat hij klaar is met eten.

4. Let goed op waar hij gaat slapen. Ga er dan zachtjes naar toe, sla de deken aan het voeteneinde op en ga daar liggen. Hij zal je dan wel zeggen wat je moet doen.’

5. ‘Goed, ik zal doen wat u hebt gezegd,’ antwoordde Ruth.

6. Die avond ging zij naar de dorsvloer en deed precies wat haar schoonmoeder had gezegd.

7. Toen Boaz klaar was met eten, ging hij tevreden liggen slapen naast een korenhoop. Zachtjes sloop Ruth naar hem toe, lichtte de deken van zijn voeten op en ging daar liggen.

8. Rond middernacht schrok Boaz plotseling wakker. Hij draaide zich om en zag een vrouw aan zijn voeten liggen!

9. ‘Wie ben je?’ vroeg hij. ‘Ik ben het, meneer, Ruth,’ antwoordde ze. ‘Wilt u met mij trouwen? U bent immers onze naaste bloedverwant.’

Lees verder hoofdstuk Ruth 3