hoofdstukken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
  117. 117
  118. 118
  119. 119
  120. 120
  121. 121
  122. 122
  123. 123
  124. 124
  125. 125
  126. 126
  127. 127
  128. 128
  129. 129
  130. 130
  131. 131
  132. 132
  133. 133
  134. 134
  135. 135
  136. 136
  137. 137
  138. 138
  139. 139
  140. 140
  141. 141
  142. 142
  143. 143
  144. 144
  145. 145
  146. 146
  147. 147
  148. 148
  149. 149
  150. 150

Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 95 Het Boek (HTB)

1. Kom, laten wij lofliederen zingentot eer van de Here,laten wij Hem loven,want Hij is de rots van ons heil.

2. Laten wij met lofliederen naar Hem toegaan,met snaarinstrumenten Hem prijzen.

3. De Here is een machtige God,de grote Koning.Er is niemand zoals Hij.

4. Hij beheerst de diepten van deze scheppingen reikt met zijn handtot aan de toppen van de bergen.

5. De zee en het land zijn van Hem,want Hij heeft beide gemaakt.

6. Kom, laten wij ons buigen,knielen en ons neerwerpen voor de Here,die ons heeft gemaakt.

7. Hij is onze Goden wij horen bij het volk dat Hij leidt.Als schapen volgen wij Hem.Luister toch elke dag naar wat Hij u zegt.

8. ‘Wees niet koppig,zoals de mensen bij Massa en Meriba,indertijd in de woestijn.

9. Uw voorouders hebben Mij toen uitgedaagd.Zij stelden Mij op de proef,hoewel zij mijn macht hadden gezien in wat Ik deed.

10. Veertig jaar lang heeft uw volkMij moeite gegeven.Ik ergerde Mij aan hen.Ten slotte zei Ik:“Dit volk loopt voortdurend van Mij weg,het wil Mij niet volgen.”

11. Daarom heb Ik, toen Ik toornig was,gezworen dat het geen rust bij Mij zou vinden.’