Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 88:5-19 Het Boek (HTB)

5. Men beschouwt mij als iemand die de dood nabij is,alle kracht is uit mij geweken.

6. Eigenlijk hoor ik al bij de gestorvenen,de mensen aan wie U niet meer denkten die door U zijn vergeten.

7. U hebt mij door de diepste diepteen door de donkerste duisternis gevoerd.

8. U hebt Zich tegen mij gekeerden ik kan dat niet verdragen.Ik heb het gevoelalsof U mij tegen de grond hebt geslagen.

9. U hebt ervoor gezorgd dat mijn kennissenmij niet meer willen zien en van mij gruwen.Ik zie geen uitweg meer.

10. Ik weet niet meer waar ik het zoeken moet.Dag in, dag uit bid ik tot U, Here.Mijn handen strek ik naar U uit.

11. Kunt U wonderen onder de doden doen?Kunnen de geesten van de gestorvenen U prijzen?

12. Spreekt men in het graf over uw liefde en goedheid?Blijkt uw trouw waar lichamen vergaan?

13. Kan uw grote macht dan in de duisternisworden bekendgemaakt?Blijkt uw rechtvaardigheid dan daarwaar alles en iedereen wordt vergeten?

14. Toch roep ik naar U, Here.Ik leg alles 's morgens voor U neer.

15. Here, waarom verwerpt U mij?Waarom wilt U mij niet zien?

16. Van jongs af aan heb ik het moeilijken ben ik vaak ernstig ziek.Het is aan mij te zien hoe U mij beproeft,ik weet mij geen raad meer.

17. Uw toorn gaat als vuur over mij heenen ik word vernietigd door wat U mij aandoet.

18. Ik kan er niet aan ontkomen,alles komt op mij af.

19. U hebt ervoor gezorgd dat vrienden en kennissenmij niet meer willen kennen,ik hoor van niemand meer iets.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 88