hoofdstukken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
  117. 117
  118. 118
  119. 119
  120. 120
  121. 121
  122. 122
  123. 123
  124. 124
  125. 125
  126. 126
  127. 127
  128. 128
  129. 129
  130. 130
  131. 131
  132. 132
  133. 133
  134. 134
  135. 135
  136. 136
  137. 137
  138. 138
  139. 139
  140. 140
  141. 141
  142. 142
  143. 143
  144. 144
  145. 145
  146. 146
  147. 147
  148. 148
  149. 149
  150. 150

Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 56 Het Boek (HTB)

1. Een waardevol lied van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: ‘De duif op verre eilanden.’ Dit lied schreef hij nadat de Filistijnen hem bij Gath gevangennamen.

1Een waardevol lied van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: ‘De duif op verre eilanden.’ Dit lied schreef hij nadat de Filistijnen hem bij Gath gevangennamen.

2. Wees mij nabij, o God,en geef mij uw genade,want de mensen trappen mij tegen de grond.De hele dag brengen mijn tegenstandersmij in het nauw.

3. Mijn vijanden tergen mij de hele dag.Tallozen staan nu boven mijen strijden tegen mij.

4. Juist als alles mij angst aanjaagt,stel ik op U mijn vertrouwen.

5. Op U, mijn God.Ik prijs uw woord.Ik vertrouw op God en ken geen angst,wat zouden mensen mij kunnen aandoen?

6. Zij verdraaien voortdurend mijn woorden,zij beramen kwade plannen tegen mij.

7. Zij willen mij overvallen en bespioneren mij.Zij letten op elke stap die ik zetin de hoop mij te kunnen doden.

8. Zouden zij die zoveel slechts en zoveel zonden doen,kunnen ontkomen? O God, vernietig hen.

9. U neemt mijn zwerftochten waaren kent elke traan die ik stort.Alles staat immers in uw boek?

10. Als ik U te hulp roep,zullen mijn vijanden terugdeinzen.Ik weet zeker dat God mij zal helpen.

11. Ik loof en prijs het woord van God.Ik loof en prijs het woord van de Here.

12. Ik vertrouw op God en ken geen angst.Wat zou een mens mij kunnen aandoen?

13. Ik heb U geloften gedaan, o God.Ik zal ze nakomen met offerswaarmee ik U zal loven en prijzen.

14. Want U hebt mij bevrijd van de dood,mij het leven teruggegeven.U hebt mij weer in ere hersteld.Nu mag ik weer leven voor Gods aangezichtin zijn licht, dat leven geeft.