Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 51:1-17 Het Boek (HTB)

1. Een psalm van David voor de koordirigent.

2. Deze psalm schreef David nadat de profeet Nathan bij hem was gekomen om hem te wijzen op zijn zonde met Bathséba.

3. Geef mij genade, o God,hoewel ik dat niet heb verdiend.Laat toch blijken hoe grootuw liefde en goedheid is.Wilt U door uw vergevende mildheidmijn zonden wegdoen?

4. Reinig mij toch van deze zonde,die een smet op mij werpt.

5. Ik weet dat ik heb gezondigd,steeds opnieuw gaan mijn gedachtenterug naar deze daad,waarmee ik van uw pad afweek.

6. Mijn God, ik heb tegen U gezondigden uw gebod overtreden.Uw uitspraken zijn altijd rechtvaardig,uw oordelen zijn altijd zuiver.

7. Ik weet dat ik vanaf mijn geboorteal een zondaar ben, ja zelfsvanaf het moment van mijn bevruchting.

8. En U wilt dat uw waarheidwordt nagevolgd, tot diep in mijn hart.U geeft mij uw wijsheid, tot diep in mijn hart.

9. Wilt U met hysopde zonde van mij afwassen,dan zal ik helemaal schoon zijn.Als U mij wast, ben ik witter dan sneeuw.

10. Wilt U mij weer blijdschapen echte vreugde geven?Mijn lichaam en mijn zielzijn terneergeslagen,maar U kunt mij weer oprichtenen U laten prijzen.

11. Let niet op mijn zondenen vernietig al mijn misstappen.

12. Geeft U mij een zuiver hart, mijn God,en een nieuwe geestdie mij innerlijk standvastig maakt.

13. Stuur mij niet van u wegen laat uw Heilige Geest niet van mij wijken.

14. Ik wil zo graag opnieuwde blijdschap over uw redding ervaren.Ik wil U volgenen mijn gehoorzaamheid aan Uzal mij kracht geven.

15. Dan zal ik ook aan andere zondaarslaten zien wat uw wil is,zodat zij zich bekerenen U ook zullen volgen.

16. Bevrijd mij van de schulddie ik op mij heb geladen, o God.U bent de God van mijn heil.Ik wil over uw rechtvaardigheid juichen.

17. Here, stel mij in staatU openlijk lof en eer te geven.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 51