Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 22:7-21 Het Boek (HTB)

7. Maar ik lijk meer op een wormdan op een man,mensen bespotten mijen het volk kijkt verachtelijk op mij neer.

8. Ieder die mij ziet,lacht mij uit.Zij grijnzen verachtelijken zeggen hoofdschuddend:

9. ‘Breng het toch bij de Here,laat Hij u verlossen.Hij zal u vast wel redden,Hij houdt immers van u?’

10. U, Here, liet mij ter wereld komen.U legde mij veilig aan de borst van mijn moeder.

11. Bij mijn geboorte werd ik aan U opgedragen,al sinds die tijd bent U mijn God.

12. Laat er dan niet zo'n afstand zijn tussen U en mij,want ik zit diep in de problemenen geen mens helpt mij.

13. Ik sta midden tussen een hele groep stierenen ben omsingeld door buffels van Basan.

14. Zij brullen tegen mij, met wijd geopende bekken.Het lijken verscheurende, brullende leeuwen.

15. Ik voel mij als water dat wegloopt,al mijn beenderen zijn ontwricht.Mijn hart lijkt op gesmolten was,ik voel het bijna niet meer kloppen.

16. Mijn keel is uitgedroogden lijkt op een droge scherf.Mijn tong kleeft aan mijn verhemelte,ik heb het gevoel of U mij in het stof van de dood legt.

17. Er staan honden om mij heen,misdadigers omringen mij.Zij doorsteken mijn handen en voeten.

18. Ik kan mijn beenderen tellen.Zij vermaken zich door naar mij te komen kijken.

19. Zij verdelen mijn kleren onder elkaaren loten wie mijn mantel mag hebben.

20. Here, blijf toch niet zo ver van mij af staan.Kom snel bij mij en help mij!U bent immers mijn kracht?

21. Red mijn levenen voorkom dat ik door het zwaard word gedood.Ik ben eenzaam zonder U.Wend het geweld van deze honden van mij af.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 22