Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 22:11-18 Het Boek (HTB)

11. Bij mijn geboorte werd ik aan U opgedragen,al sinds die tijd bent U mijn God.

12. Laat er dan niet zo'n afstand zijn tussen U en mij,want ik zit diep in de problemenen geen mens helpt mij.

13. Ik sta midden tussen een hele groep stierenen ben omsingeld door buffels van Basan.

14. Zij brullen tegen mij, met wijd geopende bekken.Het lijken verscheurende, brullende leeuwen.

15. Ik voel mij als water dat wegloopt,al mijn beenderen zijn ontwricht.Mijn hart lijkt op gesmolten was,ik voel het bijna niet meer kloppen.

16. Mijn keel is uitgedroogden lijkt op een droge scherf.Mijn tong kleeft aan mijn verhemelte,ik heb het gevoel of U mij in het stof van de dood legt.

17. Er staan honden om mij heen,misdadigers omringen mij.Zij doorsteken mijn handen en voeten.

18. Ik kan mijn beenderen tellen.Zij vermaken zich door naar mij te komen kijken.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 22