Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 18:1-12 Het Boek (HTB)

1. Voor de koordirigent. Van David, de dienaar van de Here. Hij sprak deze woorden als een danklied voor de Here, toen Hij hem had verlost van zijn vijanden en ook van Saul.

2. David zei toen:Ik heb U lief, Here,U bent mijn kracht.

3. Here, U bent als een rots voor mij,als een sterk fort.Altijd bent U mijn bevrijder.Mijn God bent U, mijn rots,bij U schuil ik.Achter U, mijn schild, schuil ik weg.U verkondigt mijn reddingen bij U mag ik veilig wonen.

4. Ik roep het uit:lof zij de Here!Hij verloste mijvan al mijn vijanden.

5. Ik heb de dood in de ogen gezien,de nederlaag stond voor mij.

6. Ik voelde mij al bijna gestorvenen het einde naderde.

7. Toen ik ten einde raad was,riep ik naar de Here,ik vroeg mijn God mij te helpen.Hij hoorde mijen reageerde op mijn hulpgeroep.

8. Daarop begon de aarde te beven en te dreunen.De bergen sidderden, omdat Hij toornig werd.

9. Rook en vuur verspreidden zich over de aarde.

10. Hij daalde neer uit de hemelmet onder zijn voeten de duisternis.

11. Hij reed op een cheruben vloog op de vleugels van de wind.

12. Hij hulde Zich in het duister,zodat Hij beschut was.In donker water en donkere wolken.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 18